Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn knechten zullen het afbrengen van den [16]Libanon [17]aan de zee; en ik zal het op vlotten over de zee [18]doen voeren, tot die plaats, [19]die gij aan mij ontbieden zult, en zal het aldaar [20]los maken, en gij zult het wegnemen; gij zult ook mijn wil doen, dat gij mijn huis [21]spijze geeft. 16. Zie boven, hfdst.4 vs.33. 17. Namelijk van Jaffo, of Joppe; 2 Kron.2:16. 18. Hebreeuws, doen leggen; dat is, ik zal het op vlotten leggen en over de zee doen voeren. Het is een Hebreeuwse manier van spreken, die dikwijls voorvalt. Zie Gen.12:15. 19. Hebreeuws, die gij mij zenden zult; dat is, door zending laten weten. 20. Of, ontdoen, ontbinden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk iets verstrooien, verdelen, of losmaken van elkander; gelijk dit ook met de vlotten geschiedt. 21. Hebreeuws, brood; waaronder ook andere spijs begrepen is, gelijk vs.11 uitwijst. Zie Gen.3:19. Daarom, ofschoon Tyrus en Sidon door de zeevaart rijke steden waren, zo hadden zij nochtans een dor land, dat niet veel vruchten voortbracht; om welke oorzaak zij uit andere landen met voorraad der spijs moesten geholpen zijn, en voornamelijk uit het land Israels; Hand.12:20.